Max Pagelsohn en Toni Proskauer
In de nacht van 9 op 10 november 1938 werden in heel Duitsland Joden en Joodse bezittingen aangevallen. Synagogen werden in brand gestoken en Joodse winkels en ziekenhuizen vernield, grafzerken op Joodse begraafplaatsen werden omgetrokken en stukgeslagen. Van de Duitse regering mocht de brandweer de branden niet blussen. Vanwege alle ingegooide ruiten, werd deze nacht later de Kristallnacht genoemd. Tijdens de Kristallnacht stierven er 400 Joden. Veel Joden probeerden daarna uit Duitsland te vluchten. Onder hen ook Max Pagelsohn en zijn vrouw Toni Proskauer. Zij vluchtten naar Nederland waar al twee van hun dochters woonden. Hun derde dochter zou later ook nog komen.
Max Pagelsohn werd in 1884 in Berlijn geboren en trouwde ongeveer in 1910 met Toni, die in 1888 in Namslau geboren werd. Namslau lag toen in het Duitse Oost-Pruisen. Na de oorlog moest Duitsland dit gebied afstaan. Namslau is nu Namyslów in Polen.
Max en Toni gingen in Mannheim wonen. Max was in die tijd de baas van een EHAPE-winkel (een soort HEMA) in Ludwigshafen dat tegenover Mannheim aan de Rijn ligt. In de familie gaat het verhaal dat hij (ook) een apotheek heeft gehad. Max en Toni kregen drie dochters: Ruth (geboren in 1913), Lilli (1915) en Edith (1917).
De eerste van het gezin die naar Nederland kwam, was Ruth. Die ging in 1934, toen Hitler nog maar een jaar aan de macht was in Duitsland, in Den Haag wonen. Ze was kantoorbediende. In 1936 kwam haar vader Max vier maanden bij haar logeren, hij kende zo Nederland ook al een beetje. Ruth trouwde in 1937 in Den Haag met Marcel Sänger en ging na een tijdje met hem in Rotterdam wonen. Marcel was in 1904 in Lyon (Frankrijk) geboren, maar was, na een periode in Hamburg in Duitsland gewoond te hebben, naar Rotterdam gekomen.
De tweede uit het gezin die naar Nederland kwam, was dochter Lilli. Zij kwam in juni 1938 en ging, net als Ruth, ook eerst in Den Haag wonen. Ook zij was kantoorbediende.
Net als Max en Toni, verliet ook dochter Edith na de Kristallnacht Mannheim, maar zij ging eerst naar Heidelberg. Ze bleef daar niet lang, want al in maart 1939 kwam ook zij naar Nederland. Waar ze ging wonen, weten we (nog) niet, misschien bij een van haar zussen? Zeker is wel dat ze een jaar later, in januari 1940, samen met Ruth en haar man, naar Amerika emigreerde. Ze trouwde er in 1945 met Manfred Naumann.
Toen Max en Toni Pagelsohn-Proskauer na de Kristallnacht uit Duitsland vluchtten, gingen zij eerst bij Ruth in Rotterdam wonen, maar al snel zouden ze doorverhuizen naar Lilli in Den Haag. Enkele maanden nadat de oorlog begonnen was, mochten Duitse vluchtelingen, dat waren bijna allemaal Joden, niet langer in de kuststreek wonen. De Duitsers waren bang dat zij belangrijke informatie over de verdediging van het land aan de Engelsen zouden verraden. Max, Toni en Lilli moesten weg uit Den Haag en verhuisden naar Bennekom, waar ze – na een tussenstap aan de Algemeer 32 – in mei 1941 aan de Prins Bernhardlaan 28 gingen wonen. Van de Duitsers mochten later straatnamen die naar het koningshuis genoemd waren niet meer en daarom kreeg de Prins Bernhardlaan in april 1942 een andere naam, het werd de Berglaan. Natuurlijk is dit na de oorlog weer veranderd.
Vanaf de zomer van 1942 werden steeds meer Joden vanuit Nederland naar Poolse vernietigingskampen gebracht. Vaak dachten ze dat ze naar ‘werkkampen’ gingen. Eerst dachten Max en Toni dat zij niet hoefden, maar in april 1943 werden ook zij weggevoerd, eerst naar Westerbork in Drenthe en daarna naar Sobibor. Daar werden ze op 23 april 1943 vermoord.
Dochter Lilli had zich ook moeten melden, maar ze dook onder. Net als Ruth en Edith in Amerika, heeft ook zij de oorlog overleefd. Na de oorlog trouwde ze met Jan Roelof Ketelaar die ze in het verzet tegen de Duitsers in Amsterdam ontmoet had.
Alle drie de dochters van het echtpaar Pagelsohn-Proskauer overleefden dus de oorlog kregen elk een of meer kinderen.