Wilhelmina Labzowski werd op 22 november 1897 geboren in Zierikzee. Haar vader en moeder hadden in deze stad in Zeeland een kledingwinkel. Ze groeide hier op samen met haar oudere broer, een zusje en drie broertjes. Iedereen noemde haar Mien.
Mien kon goed leren en na de HBS (nu HAVO/ VWO) kreeg ze les op de AvondhandelsschooI. Toen ze 23 jaar oud was, vertrok ze naar Rotterdam. Daar ging ze werken in het restaurant van de familie Frenk. De familie Frenk was een grote Joodse familie, die eerder ook in Zierikzee had gewoond. Een van de kinderen van het gezin Frenk, Mozes Salomon, was veehandelaar geworden. Met hem trouwde Mien in 1923 en na de bruiloft gingen ze samen in Zierikzee wonen.
Mien begon een winkeltje aan huis. Ze verkocht kleding, ondergoed en handdoeken. Een jaar later verhuisden Mien en Mozes naar de Lange Nobelstraat in Zierikzee. Hier was meer ruimte en de winkel werd uitgebreid. Mien verkocht nu ook babykleertjes en andere spullen. De zaken gingen goed en iedereen in Zierikzee kende haar winkel. Mozes en Mien hadden geen kinderen en Mozes was vaak weg voor zijn veehandel. Na 10 jaar gingen ze scheiden. Mozes ging ergens anders wonen en Mien bleef in het huis bij de winkel wonen. Ze redde zich prima in haar eentje.
Maar toen de oorlog begon – Mien was toen 42 jaar – veranderde er veel voor de Joden in Zierikzee. Ze moesten een gele Jodenster op en er kwamen allerlei regels waar ze zich aan moesten houden. Op 24 maart 1942 werd het nog veel erger. De Duitsers zeiden dat alle Joodse inwoners van Zierikzee naar Rotterdam moesten vertrekken. Mien mocht één koffer bagage meenemen en verder alleen de kleren die ze aanhad. Haar huis, haar winkel en al haar spullen moest ze allemaal achterlaten. Vanuit Rotterdam ging ze naar Amsterdam waar ze een tijdje bij een van haar broers kon wonen. Daarna dook ze onder in Bennekom.
Mien vond een plek om onder te duiken bij de familie Schneider aan de Algemeer 32. Ze zat, samen met een andere onderduiker, verstopt op de zolder (zie ook het verhaal van Silvain Micheels). Hieraan kwam onverwacht een einde toen er op 4 september 1943 een inval was. Ze waren verraden. Mien werd opgepakt en afgevoerd naar Den Haag. Waarschijnlijk heeft ze een paar weken opgesloten gezeten in de Duitse gevangenis in Scheveningen. Daarna moest ze naar kamp Westerbork en drie dagen later werd ze doorgestuurd naar Auschwitz. Hier is ze op 24 september 1943 omgebracht.
Twee keer vluchten?
Het was voor de vader van Mien niet de eerste keer dat hij in gevaar was omdat hij Joods was. Ook in de tijd voordat Hitler de baas was, kwam het regelmatig voor dat joden vervolgd werden. Dat gebeurde in heel Europa. Zelfs in de middeleeuwen al. Toen kregen joden vaak de schuld wanneer er een ziekte uitbrak, zoals de pest.
De vader en moeder van Mien waren geboren in Dereczyn, een stadje in Wit-Rusland. De vader van Mien, Jacob Labzowski, en haar moeder, Betsij Bregmann, waren allebei joods. In de stad woonden heel veel joodse mensen. Er stond zelfs een synagoge (een joodse kerk).
Als Jacob en Betsij ongeveer 18 jaar oud zijn (in 1887) worden er steeds vaker pogroms gehouden in Rusland. Bij een pogrom worden joodse mensen aangevallen, hun huizen vernield en hun bezittingen gestolen. Jacob en Betsij besluiten om te vluchten uit hun land. Uiteindelijk komen ze in Zierikzee terecht. Hier zijn ze veilig en kunnen ze jarenlang veilig wonen en werken. In Zierikzee worden ook Mien en de andere kinderen geboren. In 1919 overlijdt Betsij. Jacob trouwt daarna opnieuw.
Maar wanneer Hitler aan de macht komt, gaat het weer mis. Jacob krijgt een oproep van de Duitsers dat hij naar kamp Westerbork moet. Wat zal hij doen? Moet hij nu weer vluchten? Dat deed hij al een keer toen hij 18 jaar was en uit Rusland vluchtte. Nu is hij 74 jaar. Vluchten gaat niet zo gemakkelijk meer. Hij besluit om toch maar naar Westerbork te gaan. Op 17 september 1943 wordt hij in Auschwitz vermoord.