Op zondag 10 maart 2024, de dag dat het Nederlandse Holocaustmuseum werd geopend, is op de Nederlandse televisie een ‘historische dramaserie’ over de Joodse Raad voor Amsterdam begonnen. Deze raad had overal in het land afdelingen. Aan de afdeling Ede namen vijf Joodse inwoners uit Bennekom deel.
Plaatselijk hoofdvertegenwoordiger voor de gemeente Ede was Th. Heimans, bedrijfsarts bij de ENKA (later AKU). Inclusief Heimans bestond de afdeling Ede uit 15 personen.
In het gemeentearchief bevindt zich een lijst met datum 25 november 1942 met de namen, inclusief enkele bijzonderheden die hen mogelijk zouden kunnen helpen. Leden van een afdeling van de Joodse Raad, maar ook hun ‘bijbehoorende familieleden’ genoten door dit lidmaatschap een zekere bescherming tegen oproepen of wegvoering. De meeste van de 15 hadden een zogenoemd ‘sperstempel’. Andere ‘bijzonderheden’ die aangevoerd worden om uitstel van oproeping te bevorderen zijn onder andere ‘ernstige hartkwaal; onvervoerbaarheid’, ‘gemengd huwelijk’, ‘RK gedoopt’ of een keizerlijke onderscheiding.
Aan de afdeling Ede namen vijf joodse inwoners uit Bennekom deel. Walter Karl Frensdorf was arts en al in 1940 inwoner van Bennekom. Hij droeg de onderscheiding ‘Eiserne Kreuz 1e kl.’ (Eerste Wereldoorlog). Frensdorf overleefde, na een onderduik in 1943, de oorlog. Een tweede Bennekoms lid van de afdeling: dr. Ludwig Frankenthal, voormalig ziekenhuisdirecteur, droeg een zelfde onderscheiding maar bleef uiteindelijk niet gevrijwaard van deportatie. Hij kwam om in Auschwitz. Voor hem en zijn 2 zoons zijn in Leipzig en in Bennekom Stolpersteine gelegd.
Theodoor Bernard van Itallie, het derde Bennekomse lid van de afdeling en in 1941 ontslagen bij de Landbouwhogeschool vanwege zijn jood-zijn, was gehuwd met een niet joodse vrouw en had bovendien een ‘sperstempel’. Desondanks overleefde hij de oorlog niet. In oktober 1944 werd hij bij toeval dodelijk getroffen door een granaatscherf.
Bij de naam Max Pagelsohn, ooit apotheker in Duitsland, Berglaan 28 te Bennekom (nu: Prins Bernhardlaan) staat als bijzonderheid ‘ernstige ziekte, kan niet lopen’ genoteerd. Samen met zijn vrouw meldde hij zich op 9 april 1943 in Westerbork. Het echtpaar werd op 23 april 1943 in Sobibor vergast.
In Bennekom liggen Stolpersteine voor hun voormalige woning.
Eva Marion Blöde kwam in 1940 samen met haar moeder naar Bennekom. Behalve ‘sperstempel’ is er achter haar naam ook ‘assistente Joodse Raad’ genoteerd’. Marion Blöde overleefde de oorlog. Door een list, die aan haar onderduik vooraf ging, bleef ze lang in de boeken als ‘weggevoerd’ genoteerd. Daardoor werd ze later ten onrechte als vermoord slachtoffer genoteerd op het Wagenings monument. Door onze tussenkomst is haar naam op het laatste moment niet in de Edese monument gegraveerd. Na de oorlog is ze getrouwd en kreeg 2 zonen.
Zo overleefden twee van de vijf Bennekomse leden (Frensdorf en Blöde) van de Joodse Raad voor Amsterdam, afdeling Ede de oorlog. Dat lidmaatschap heeft hun mogelijk enige tijd administratief beschermd. Toen onderduik in 1943 noodzaak werd meldden Frankenthal en Pagelsohn zich vrijwillig meldden. Van Itallie kwam om door granaatvuur in oktober 1944. Allen deden hun uiterste best de vervolging te overleven. De Joodse Raad voor Amsterdam spreidde zich over het hele land.
Kees Heitink, maart 2024